De Seut

Juliette, Babette en Rosette zijn drie welgestelde, ongetrouwde, wat rijpere zussen die jarenlang met hun onlangs overleden vader hebben samengewoond.

Juliette is de bazige, wat hooghartige en dominante zus, Babette is meer het domme en naïeve zusje en Rosette is mentaal achter gesteld en zit reeds jaren in een rolstoel.

Rosette kan amper spreken en is ‘selectief’ doof. Haar gedrag is meestal apathisch, onverwacht en ongecontroleerd.


Juliette en Babette hebben het grootste deel van hun leven zorg moeten dragen voor Rosette en willen na de dood van hun vader van de erfenis genieten en eindelijk los worden gekoppeld van hun zus Rosette. Het stuk begint op het ogenblik dat Juliette en Babette ongeduldig zitten te wachten op de notaris die het testament van de overleden vader komt voorlezen.


De twee zussen verwachten een grote erfenis en beginnen al hardop te dagdromen over hun toekomst.


Ze hebben echter buiten de seut Rosette gerekend die hun dromen wel eens grondig in de war zou kunnen sturen.